Lerend beheren
In Nederland hoor je steeds vaker dat de landbouw en natuur te ver van elkaar verwijderd zijn geraakt. Ze zijn als het ware tegenover elkaar komen te staan, wat tot een grote achteruitgang heeft geleid van ons landschap en de biodiversiteit. Veel deskundigen en boeren willen graag dat landbouw en natuur weer meer verweven raken. Maar hoe doe je dat nu eigenlijk op een goede manier? Het antwoord op die vraag is niet makkelijk te geven maar in het Buijtenland van Rhoon is de zoektocht volop bezig.
Wij willen leren hoe wij onze bijzondere landbouwpolder een duurzame toekomst kunnen geven. Met respect voor de cultuurhistorie, de boer, de natuur, de recreatie en de andere belanghebbenden bij dit gebied.
Dat is best een klus en gebeurt nog nergens in Nederland op deze schaal. Wij hebben daarbij niet de wijsheid in pacht en dat betekent: luisteren. Naar elkaar, naar deskundigen, naar de omgeving. De leden van de Gebiedscoöperatie staan daarvoor open. We zien dat het werkt: in het gebied wordt op steeds grotere schaal natuurvriendelijk geboerd. Vogels, insecten en planten keren terug en steeds meer mensen van buitenaf weten ons te vinden voor eerlijk voedsel of een leuke dag buiten.
Lerend beheren
Niet denken in problemen, maar in uitdagingen. Dat is de korte uitleg van ‘lerend beheren’. Je werkwijze zodanig aanpassen, dat je problemen voorkomt. Dan hoef je problemen ook niet op te lossen! Een voorbeeld: als je bladluis in een gewas door je manier van werken weet te voorkomen, dan hoef je bladluis ook niet te bestrijden.
Dat is natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan. Dat betekent: leren en proberen! Wat zijn natuurlijke vijanden van bladluis? Hoe kan je deze natuurlijke vijanden meer stimuleren in de omgeving van je percelen zodat je niet hoeft te spuiten? Dat is een aanpak waarmee wij experimenteren op bepaalde akkers.
De ene keer lukt dat beter dan de andere. Dat ‘proberen’ hoort bij het ‘leren’. Ook testen we verschillende methodes en aanpakken en kijken we wat wel en wat minder goed werkt. Vervolgens gebruiken we die opgedane kennis voor het toekomstige beheer.
Dat leren betekent trouwens ook het maken van keuzes. Iedere boer is vrij om zelf te kiezen wat het beste bij hem past. Daarna kan het resultaat onderling vergeleken worden. Komt de boer er niet uit? Dan helpen onze deskundigen hem bij het maken van een keuze.
Zo gaan we stapje voor stapje richting het versterken van de natuurlijke processen die de boer helpen bij het verduurzamen van zijn teelt. Dat helpt ook op andere terreinen. Een natuurlijk landschap is ook aantrekkelijk voor recreanten. Vogelsoorten nemen toe en dat trekt vogelaars. Bloeiende akkerranden zijn nuttig voor de natuur en de natuurlijke processen op de akker. En ze zijn mooi om langs te fietsen of in te picknicken. En al deze bezoekers zijn weer prima voor de Bed& breakfast, de theeschenkerij en boerderijwinkels in onze polder!
Recreatie
Meten is weten. Daarom is er eind 2019 een nulmeting gedaan naar de recreatie in het Buijtenland. Zo kunnen we vaststellen hoeveel mensen bij ons komen en wat zij van de omgeving en onze voorzieningen vinden. De bedoeling is dat we na een volgende meting een positieve ontwikkeling gaan zien.
We hebben vastgesteld dat het Buijtenland relatief onbekend is. In de wijde omgeving weet bijna driekwart van de ondervraagden niet waar het Buijtenland van Rhoon ligt. Dat is beter in de aangrenzende omgeving. De naamsbekendheid moet dus omhoog. Hetzelfde geldt voor de bezoekersaantallen: in de regio Rotterdam heeft de meerderheid nog nooit een bezoekje gebracht aan het gebied. In de omliggende gemeenten is dat (uiteraard) anders. Maar wie het Buijtenland kent, komt er wel regelmatig terug. Tot wel vijf keer per jaar!
Wij schatten dat er per jaar ongeveer 130.000 tot 165.000 bezoekers naar ons toekomen. Het blijkt dat zij vooral voor een frisse neus komen, en minder voor de ‘gezelligheid’. Bezoekers vinden onze polder best OK, hij krijgt geen hoog, maar ook geen laag cijfer.
Wat wij willen leren van deze nulmeting is hoe wij ons gebied ‘spannender en gezelliger’ kunnen maken bínnen onze natuurdoelstelling. Meer naamsbekendheid, betere bewegwijzering, meer paden en meer uitleg bij bezienswaardigheden, bijvoorbeeld.
Ook een aantrekkelijke natuurlijke inrichting van ons gebied kan helpen. Meer afwisseling in open ruimte en begroeiing. Brede natuurvriendelijke oevers, hoogstamboomgaarden, bloemrijke dijken en struweel. Ze helpen de biodiversiteit en maken onze polder mooier. En een afvalbrigade die het zwerfvuil opruimt. En natuurlijk zoveel mogelijk overal in mogen!
Broedvogels en wintervogels
De eerste maatregelen lijken effect te hebben op de vogelstand in het Buijtenland. Zo bleek uit de monitoring in 2019. Er is natuurlijk nog veel meer winst te halen, maar het begin is goed. Zowel de waargenomen soorten als de vastgestelde aantallen zijn toegenomen.
In 2019 zijn in het Buijtenland van Rhoon van 21 soorten broedvogels in totaal 311 leefgebieden vastgesteld. Daarvan komen er acht voor op de zogenaamde Rode Lijst van bedreigde diersooren voor (Ransuil, Veldleeuwerik, Boerenzwaluw, Graspieper, Gele kwikstaart, Spotvogel, Ringmus en Kneu).
We hebben geleerd dat onze speciale ‘voedselakkers’ veel overwinterende akkervogels opleverden. Boomgaarden bleken van grote waarde voor overwinterende lijsters en andere zangvogels.
Van onze deskundigen kregen we het advies om ons landschap nog gevarieerder te maken. Meer verschillende leefgebieden zorgen voor meer vogelsoorten, zowel broedvogels als wintervogels. Wij kunnen bijvoorbeeld op perceelranden struweel aanplanten. Ook kunnen we wat lager gelegen delen in de polder wat vochtiger houden. Natte, schrale hooilanden en brede natuurvriendelijke oevers trekken namelijk foeragerende vogels. Door minder te bemesten en een aangepast maaibeheer, komen er meer kruiden en insecten in het gras. Dat is weer goed voor de kuikens.
Akkerbloemen en -planten
In 2019 is het aantal soorten bloemen en planten op de akkers in het Buijtenland van Rhoon - in vergelijking met 2017 - enorm toegenomen. Dit is ongetwijfeld een direct gevolg van de natuurmaatregelen die we sinds dat jaar hebben genomen. Een goed voorbeeld zijn de Grote klaproos en de Korenbloem. Die kwam in 2017 spaarzaam voor en is nu op veel plaatsen massaal aanwezig.
We hebben speciale flora-akkers aangelegd en akkerranden ingezaaid met kruiden. Het beheer van de flora-akkers is helemaal afgestemd op de ontwikkeling van deze bijzondere akkerflora. Daardoor komen hier nu ook zeer zeldzame akkerkruiden voor, zoals Naaldenkervel, Akkerleeuwenbek, Groot spiegelklokje, Dreps, Eironde leeuwenbek, Spiesleeuwenbek, Wilde ridderspoor en Wilde weit.
Belangrijk is ook om de akkerranden en de flora-akkers niet te verplaatsen. Blijven ze op dezelfde plek? Dan kan zich daar een insectenpopulatie ontwikkelen die op deze planten en bloemen leeft. Bovendien kan dan in de bodem een zogenaamde zaadbank ontstaan. Daaruit zullen elk jaar de akkerkruiden weer spontaan opkomen. Belangrijk is verder om een zaaimengsels van inheemse en autochtone planten te gebruiken.